Keileemgroeve ´De Osse´

Geologische periode: Tertiair, Eoceen
Kleigat vol water anno 2003
Kleigat vol water anno 2003
Nog in bedrijf, foto met dank aan Dhr. E. Tiemes
Nog in bedrijf, foto met dank aan Dhr. E. Tiemes
Het gebied ten noorden van Losser, van de Osse tot aan de Losserhof daalde vlak voor het begin van het Pleistoceen sterk. Iets ten noorden van dit gebied bevonden zich Eocene zee-afzettingen. Deze werden door het landijs in het Weichselien in het dal van de Osse afgezet, samen met andere ijstijdafzettingen, zoals keileem en zwerfstenen. De keileem wordt daarom ook wel 'lokaalmorene' genoemd, vermalen tertiair materiaal uit een gebied noordelijk van Losser. Deze laag is bij de steenfabriek tussen de 5 en 20 meter diep en hieronder bevindt zich het Hauterivien in de vorm van Noricum zandsteen. Het dal waarin de keileem ligt is dus waarschijnlijk vlak voor de komst van het landijs door tektonische activiteit gevormd en niet lang daarna gevuld met Eocene afzettingen meegevoerd door het landijs. ( RÖMER, 1978). Onderzoek naar de fossiele microfauna gevonden in de keileem wijst uit dat de afzetting gedateerd kan worden als Midden-Bartonien, Onder-Bartonien en Boven-Lutetien. De keileem bevat kwartskorrels, glauconitisch kalksteen en afbraakmateriaal van noordelijke gesteentes.

De keileem bleek bijzonder geschikt voor de fabricage van bakstenen. Aan de weg van Losser naar Oldenzaal werd een steenfabriek gebouwd door de familie Osse en naast de fabriek kwam een ontsluiting waaruit de keileem werd gehaald. De fabriek is tegenwoordig buiten gebruik, maar wel te bezichtigen als cultuur-historisch monument. www.dewerklust.nl

Uit de groeve zijn veel fossielen gekomen. Het merendeel van deze fossielen is van Eocene ouderdom.  Gevonden zijn onder andere haaientanden in fosforietsteen, roggentanden, visstekels, krabben, kreeften en barnsteen. Onder de gevonden fossielen bevindt zich een bivalve die nog niet eerder beschreven was. Deze is door de heer Spaink in 1977 beschreven en genoemd naar Losser, de Martesia losserensis. (zie Staringia nr. 4: Het Eoceen in de lokaalmoraine van Losser).

Ook bijzonder is de Eocene schildpad die in 1951 is gevonden in de groeve door de heer Leus. Deze schildpad is door paleontoloog Dr. E.W.A. Mulder gedetermineerd als Puppigerus camperi (MULDER, in prep). Dit was een klein soort zeeschildpad, verwant aan de tegenwoordige soepschildpad. De fossiele schildpad is te tegenwoordig zien in museum Natura Docet Wonderrijck Twente in Denekamp.
Puppigerus camperi, foto J. Parmentier Collectie Wonderrijck Twente
Puppigerus camperi, foto J. Parmentier Collectie Wonderrijck Twente
Onder de dikke keileemlaag in de groeve ligt een laag Noricum zandsteen. Op deze zandsteen zijn krassen te zien die gemaakt zijn toen de reuzengletsjer in de ijstijd over de ondergrond schoof. De krassen geven een noord-oostelijke richting aan, daaruit kan men aan aflezen waar het ijs vandaan kwam. Dit is vrij uniek voor Nederland. 

De collectie vondsten uit de keileemgroeve is bijeengebracht door de heer Poorthuis uit Losser. De collectie is momenteel onder beheer van Stichting Staringmonument.
Vogelbotje indet.
Vogelbotje indet.
Barnsteen
Barnsteen
Haaientand Odontaspis macrota in het zgn. 'haaientandencement'
Haaientand Odontaspis macrota in het zgn. 'haaientandencement'
Procarchararodon auriculatus + Odontaspis macrota
Procarchararodon auriculatus + Odontaspis macrota
Versteend hout
Versteend hout
Amusium corneum
Amusium corneum
Martesia losserensis + Laevicardium putseyzi
Martesia losserensis + Laevicardium putseyzi